MOEDER ALLER KERKEN
9 XI 2025
Moeder en hoofd van alle kerken (Mater et caput omnium ecclesiarum). Dat is de titel van de Romeinse aartsbasiliek San Giovanni in Laterano (Sint Jan van Lateranen), de kathedraal van de bisschop van Rome (de paus), gebouwd tussen 312 en 324 – ongeveer 1700 jaar geleden, toen keizer Constantijn het christenen toestond hun godsdienst in openbaarheid te belijden. De wijding van dit kerkgebouw wordt sindsdien elk jaar als feest gevierd, altijd op 9 november – vandaag.
De aartsbasiliek symboliseert de altijd beoogde eenheid van de christenen wereldwijd. Wij gedenken in enen dat de stenen, waarmee het bedehuis is gebouwd, verwijzen naar ons zelf als levende stenen en we worden zo uitgenodigd ons te voegen in Christus als de levende hoeksteen en sluitsteen, het fundament en het hoofd van de Kerk als Zijn levende en geheiligde gemeenschap. (Cf. 1 Pe 2,4-5. Ef 2,20-22. 1 Kor 3,11) Zij is als de heilige stad, het nieuwe Jerusalem, van God uit de hemel neergedaald, gereed als een bruid die zich voor haar bruidegom heeft getooid, Gods huis onder de mensen waar Hij bij ons woont (cf. Apk 21,2-3). Het is de plaats ‘door God Zelf gemaakt, als onschatbaar en onberispelijk sacrament’ (Graduale). Hij, de Heer, doet ons daarin eensgezind wonen en schenkt ons weerbaarheid en kracht (cf. Ps 68,6.36).
Daarom bidden we met de Psalmist (cf. 122,3.7.9): ‘Nu al staan wij binnen uw poorten, Jerusalem, gij sterke stad – dicht gebouwd en hecht gevoegd […] Moge vrede binnen uw muren wonen, in uw huizen geborgenheid […] Om het huis van de Heer, onze God, zij gij gezegend.’
‘Gij zijt Gods bouwwerk’, schrijft ons Paulus (1 Kor 3,9-11) zelfs, ‘naar de mij gegeven genade heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd waarop een ander voortbouwt. Maar laat iedereen toezien hoe hij daarop voortbouwt. Want niemand kan een ander fundament leggen dan wat er reeds ligt – Jesus de Christus’.
De profeet Ezechiel (cf. 47,1-2.8) wijst in een visioen op de heiligheid van de Tempel in Jerusalem, het huis van God in het Oude Testament. Hij ziet onder de drempel van het heiligdom water opwellen. Het stroomt door het oostelijke deel van het land, mondt uit in de Dode Zee, maakt het water daar gezond en brengt overal vruchtbaarheid. Het is het leven gevende water gebleken dat door de onderdompeling van het Doopsel ons inlijft in de Kerk als aangenomen maar echte kinderen van God, opgenomen in de ene gebedsgemeenschap van Christus.
Wanneer Jesus sterft aan het kruis en de voorhang van de Tempel van boven tot onder is gescheurd (cf. Mt 27,51), behoeven daar niet langer lammeren geofferd te worden, omdat het eens geofferde Lam Gods dergelijke offers voortaan overbodig maakt en Jesus Christus Zelf in de plaats treedt van de Tempel. ‘Breekt deze Tempel af’, verklaart Jesus aan de Joden, zoals de Evangelist Joannes (2,19) schrijft, ‘en in drie dagen zal Ik hem doen herrijzen’. Hoe zou dat kunnen, reageren de Joden (Jo 2,20): ‘Zesenveertig jaar is aan de Tempel gebouwd; zult Gij hem dan in drie dagen doen herrijzen?’ Jesus evenwel, vervolgt Joannes (2,21), ‘sprak over de Tempel van Zijn Lichaam’ – Zijn lijf en Zijn lichaam als Kerk (cf. 1 Kor 12,12-27. Ef 4,11-15; 5,23-24) samen.
Maar vanwaar deze woordenwisseling tussen de Joden en Jesus?
We hebben dat zo juist gehoord. Het is een van de pittigste en voor mij favoriete passages uit de vier Evangeliën (cf. Jo 2,13-16) waaruit blijkt dat Jesus naast zachtmoedig ook hard kan zijn en temperamentvol blijkt. Wat is de kwestie?
De Heer betreedt de Tempel en treft daar verkopers van runderen, schapen en duiven en ook de geldwisselaars aan. Hij maakt van touwen een gesel, drijft hen allen uit de Tempel en werpt de tafels van de geldwisselaars om en zegt: ‘Weg met dit alles! Maakt van het huis van Mijn Vader [Die in de hemel woont] geen markthal!’
Les voor ons allen hier en nu of aan de televisie in Vlaanderen en Nederland:
Als wij het kerkgebouw binnengaan, laten we ons dan herinneren dat we daar de Godsstede onder ons betreden, het huis van gebed tot Hem, waar wij ons bekruisen met het water dat ons herinnert aan ons Doopsel, waar het ons past te zwijgen, de knie te buigen, ons nietig te weten en Zijn aanwezigheid gewaar te worden in woorden als deze:
‘Heer, dit is Uw woning onder ons, Gij gunt ons Uw aanwezigheid hier. Wij komen in deemoed tot U en wij weten dat Gij ons beter kent dan wij ons zelf. Blijft bij ons, Heer (cf. Lc 24,29), de avonden en nachten van onze eenzaamheid zijn er al te vele. Verbergt ons in Uw beschutting, geeft ons Uw geborgenheid in Uw verheven Majesteit, zo ver ons te boven maar tevens toch zo nabij. Amen.’
Homilie zondag 9 XI 2025 10.00 – Friezenkerk Rome (televisie-Mis KRO-NCRV)
